Skip to content

Joyce Walstra is directeur van de Oranjewoud Export Academy en lid van de adviesraad van KONNECT. Als hoofd van een organisatie die zich bezighoudt met de internationale potentie van noordelijke ondernemers, heeft zij oog voor de belangen van het mkb. “De centrale vraag van KONNECT is: hoe verbinden we zo goed mogelijk met het bedrijfsleven? Ik denk en hoop dat we daar met elkaar in de regio veel van gaan leren.”

“De mkb’er van vandaag leeft in een wereld vol uitdagingen, die continu om vernieuwing vragen”, vertelt Joyce. “Eigenlijk kunnen we onderhand wel stellen dat als je niet mee ontwikkelt als ondernemer, er een grote kans is dat je de slag gaat verliezen. Ook wordt er steeds vaker een beroep gedaan op de maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven. Wil je daar goed op inspelen, dan moet je een sterk netwerk om je heen hebben en voldoende geld tot je beschikking. Het netwerk is er om kennis en ervaringen in uit te wisselen, en als je een serieuze stap wil zetten richting innovatie, kom je qua financiering uit in de wereld van projecten. Daar wil ik ondernemers bij helpen; ze in die netwerken en projecten brengen en ervoor zorgen dat het innovatiegeld ook echt bij hen terechtkomt.”

Twee werelden, één doel

Het KONNECT-programma heeft als doel om kennisinstellingen en ondernemers met elkaar te verbinden en zo meer innovatie voor de noordelijke regio mogelijk te maken. Op de route naar dit doel liggen een aantal drempels en valkuilen die KONNECT probeert te vatten en uiteindelijk de baas wil worden. Joyce: “Tot nu toe is het verbinden van kennisinstellingen en bedrijven een weerbarstig proces gebleken. Ik vind het moeilijk te duiden waar dat aan ligt, maar ik proef een zekere ‘onhandigheid’ tussen de twee partijen. Een onderwijsinstelling is tenslotte geen consultancy bureau voor bedrijven. Ik kan me ook voorstellen dat onderzoeksprojecten meer gebaat zijn bij groepen ondernemers met bepaalde kenmerken — groepen die in een bepaalde categorie vallen of aansluiten bij thema’s waar de studie op dat moment mee bezig is. Vraag en aanbod sluiten niet naadloos aan. Maar die verbinding maken tussen kennis, ondernemers en projecten, daar is behoefte aan.”

Experimenteren om te leren

Om te onderzoeken hoe die verbinding beter kan worden georganiseerd, kijkt KONNECT mee met veertien samenwerkingsexperimenten tussen kennisinstellingen en mkb-bedrijven in het Noorden. “Waar kennisinstellingen voorheen misschien te verlegen waren om ‘out of the box’ te denken en andere samenwerkingsvormen te initiëren, biedt het KONNECT-programma de ruimte om nieuwe dingen te proberen”, zegt Joyce hierover. “Ik hoop dat we hiermee een mindset creëren die experimenteren omarmt. Experimenteren om te leren, zoals het programma stelt. Pak deze kans om te falen, zou ik bijna zeggen. Dat klinkt heel gek, maar falen betekent dat je ervaring opdoet. De toekomstige samenwerkingsprojecten plukken hier de vruchten van.”

De experimenten variëren van werken-leren-trajecten tot proeftuinen waarin nieuwe producten worden getest. “Kennisinstellingen kunnen bedrijven helpen bij productontwikkeling door bijvoorbeeld proefopstellingen te organiseren en studenten berekeningen te laten maken. Als meerdere bedrijven aanhaken bij zo’n project, komen ondernemers met elkaar in contact en wisselen ze ervaringen uit. Dit soort testen, praten in een netwerk, nieuwe inzichten opdoen, dat heeft voor een ondernemer grote waarde.”

Koplopers en volgers

In relatie tot samenwerken met kennisinstellingen zijn er volgens Joyce drie typen ondernemers: “In consortia en lectoraten vinden we momenteel de ‘koplopers’. Deze groep ondernemers vindt zijn eigen weg en is vaak al op hoog niveau betrokken bij projectontwikkeling in de regio. Dan hebben we de ‘volgers’, die aanvoelen dat samenwerken interessant is, maar nog geen ingang hebben gevonden bij een netwerk. Voor deze groep is het belangrijk om de toegankelijkheid van de kennisinstellingen te vergroten. Op dit moment zijn er nog te veel ondernemers die in eenzaamheid door Noord-Nederland dolen. Deze ondernemers, die wel willen maar niet weet hoe binnen te komen, die moeten we faciliteren. Ongetwijfeld zijn er dan nog ondernemers die zich liever afzijdig houden, maar ik denk dat het gros de waarde ervan inziet. En die groep — en daarmee de uitdaging om ze te betrekken — is groot genoeg.”

Taal van de ondernemer

Afgezien van koplopers of volgers, komen we in de huidige verbinding tussen mkb en onderwijs obstakels tegen. Er ligt ruis op de lijn. Het verschil in taalgebruik tussen de partijen vergt aandacht: “De essentiële vraag is volgens mij: zijn kennisinstellingen in staat om de taal van de praktijk te spreken? Als je beweert er te zijn voor het mkb, dan zul je hun taal moeten spreken. Kun je als kennisinstelling het gesprek met een ondernemer zo voeren dat je de goede vragen stelt, weet wat er speelt in zijn of haar organisatie en daarmee de verbinding met je interne projecten kunt maken? Of ga je inside-out uitleggen wat je als kennisinstelling doet? Dat laatste, dat werkt niet. Veel mensen uit kennisinstellingen zitten nu nog dusdanig vast in hun curriculum of specialisme, dat het vermogen om daarover met het bedrijfsleven te praten minder goed ontwikkeld is. Terwijl theorie en praktijk steeds meer hand in hand moeten gaan, denk ik.”

“Omgekeerd kunnen we ondernemers helpen door te laten zien hoe kennisinstellingen van binnen werken. We kunnen ze bijvoorbeeld uitleggen dat er lectoraten en projecten zijn en dat daar ook een zekere beleidstaal wordt gesproken. Ik zeg niet dat iedereen mkb-taal moet spreken, maar als je mij vraagt waar het vaak fout gaat, dan is taal wel een hele belangrijke”, aldus Joyce.

Economische structuurversterking van de regio

Voor het verbeteren van de communicatie tussen het onderwijs en bedrijfsleven is volgens Joyce geen beleid nodig: “Laten we vooral geen onderzoek of training organiseren. Gewoon doen, de markt in gaan, experimenteren. Doe die acquisitie en vraagarticulatie maar. Vertel ondernemers daarbij ook dat je met een experiment bezig bent om je communicatie richting hen te verbeteren en durf om feedback te vragen. Het geld dat voor KONNECT is vrijgekomen, is bedoeld om structuurversterking in de regio te bevorderen en daarmee de ondernemers die schade hebben geleden door corona te helpen. Er is tijdens de pandemie gebleken dat er behoefte is aan nieuwe producten, energieoplossingen, meer duurzaamheid en digitalisering. Laten we die uitdagingen aangaan en daarop experimenteren.”

KONNECT is geslaagd als…

De samenwerkingsexperimenten van KONNECT zijn inmiddels een paar maanden onderweg. Tegen het eind van de zomer maken de experimenten de balans op. Wanneer mogen we van een geslaagd programma spreken? Joyce: “KONNECT is voor mij geslaagd als de betrokken ondernemers een haak hebben gevonden binnen de kennisinstellingen. Dat ze inzien dat ze mee hebben gedaan aan een interessant experiment, de juiste mensen hebben leren kennen en op nieuwe ideeën zijn gekomen. Ik verwacht uit deze korte periode geen ‘lean en mean’ werkwijze, maar ik hoop wel op een verbeterde communicatie tussen het onderwijs en bedrijfsleven. Ik wil dat de ondernemers bevestigen dat ze beter hun weg kunnen vinden in het web van projecten — dat geeft energie voor de verdere voortgang van het ontwikkelproces. En dat succesje, dat gun ik KONNECT.”

Waar dat ontwikkelproces in de komende jaren toe zal leiden? “Over vijf jaar zie ik voor me dat we het vermogen tot projectontwikkeling in de regio naar een hoger niveau hebben gebracht”, zegt Joyce. “In het Noorden hebben we sterke clusters, zoals Wetsus, Green valley, het Health cluster en het Lifescience cluster. Het is belangrijk om de toegankelijkheid van deze clusters te vergroten. Nu is het nog te veel: ‘you’re in or you’re out’. Ik zou willen dat we met elkaar een mindset creëren waarin we voortdurend openstaan voor nieuwe partners; dat noordelijke ondernemers de waarde van dit soort netwerken inzien en in de toekomst op een laagdrempelige manier kunnen binnenkomen.”